Amin Younes heeft zich afgelopen seizoen ontwikkeld tot een vaste waarde in het eerste elftal van Ajax en groeit zelfs uit tot een publiekslieveling. Nog geen jaar geleden was dit voor de kleine buitenspeler nog ondenkbaar. “Ik herinner me de eerste ontmoeting met Ajax nog heel goed. Mijn zaakwaarnemer belde me afgelopen zomer na het EK Onder 21 met de mededeling dat Ajax met me wilde praten. Ik kon het haast niet geloven en dacht eerst dat het een grap was.”
“Al snel werd me echter duidelijk dat het allemaal serieus was”, aldus Younes op de clubsite van Ajax. “Kort daarna troffen we elkaar in Oostenrijk voor het eerst. Ajax was daar op dat moment op trainingskamp. Ik had er een gesprek met Marc Overmars, Frank de Boer en Orlando Trustfull. Het was voor mij heel bijzonder om met zulke grote voetballers aan tafel te zitten. Kort erna tekende ik mijn contract en sloot ik me tijdens het trainingskamp in De Lutte bij de selectie aan. Een prachtig moment voor zowel mij als mijn familie.”
Younes is blij met het warme onthaal dat hij kreeg binnen de club en geniet van talenten die kansen krijgen. “Ik heb gemerkt hoe je als jonge speler gemakkelijk in het team wordt opgenomen. Dat is kenmerkend voor Ajax. Het maakt niet uit of je 18, 25 of 30 jaar bent. Kijk maar eens naar jonge jongens zoals Donny van de Beek, Vaclav Cerny en Robert Muric. Ook zij hebben inmiddels hun debuut gemaakt. Het geeft aan dat er veel jong talent is. Je moet knokken voor je plek, want er zit altijd een talentvol iemand achter je. Dat houdt je continu scherp.”
De Duitser, met Libanese roots, heeft het nog altijd niet makkelijk als het over het verloren kampioenschap gaat. “We moeten echter wel proberen om er iets positiefs uit te halen, hoe klein het ook is. Het verspelen van de titel op de laatste dag is natuurlijk vreselijk, maar we hebben nu wel met z’n allen de ervaring van het spelen van een kampioenswedstrijd. Deze waardevolle ervaring nemen we mee naar het nieuwe seizoen. Ik baal er achteraf extra van dat dit de laatste officiële wedstrijd onder Frank de Boer bleek te zijn. We wisten toen nog niet dat hij zou stoppen. Een kampioenschap was natuurlijk een prachtig afscheidscadeau van de selectie aan hem geweest.”